Direct contact? Bel: 06 - 51 33 73 58

HomeOorlogsverhalenOorlogsverhaal Rita Young

Oorlogsverhaal Rita Young

Rita Young is het oudste kind van een Indo-Europees gezin in Nederlands-Indië. Ze woonden in Depok op Java. Indo-Europeanen met Nederlandse nationaliteit werden meestal niet in kampen opgesloten. Ze werden door de Japanners en Indonesiërs gezien als bondgenoten van de Nederlanders, die zij als overheersers zagen, en werden vogelvrij verklaard en achtergesteld. De vader van Rita Young mocht blijven werken en ontliep zo het Japanse concentratiekamp.
Na de Japanse capitulatie ontsnapte Rita in oktober 1945 tijdens de bersiap ternauwernood aan een moordpartij door pemoeda's in Depok. Rechts een kort video-interview van het NIOD met Rita Young.

Bersiap

In een uitgebreid interview met Pia van der Molen vertelt Rita Young ondermeer: “Na de Japanse capitulatie liepen de dreiging en de spanningen in de bersiapperiode heel erg op. Ik weet nog de nacht voordat de rampokpartij begon, hebben wij allemaal opgezeten, ook de kleintjes. Mijn moeder had ons extra kleren aangedaan. Ik had twee jurken over elkaar aan, twee onderbroeken en zo, omdat, als je moest vluchten dan had je niets te dragen maar dan had je wel die kleren bij je. Dus daarom had ze ons allemaal dubbel aangekleed.  Mijn vader heeft nog geprobeerd hulp te krijgen van de EngelsenHij is op de grond van een soort busje gaan liggen, want ze mochten hem niet zien want hij zag er te Europees uit, en twee Depokkers reden de bus. Toen is hij bij de Engelsen geweest. Om hulp te vragen omdat de toestand uit de hand ging lopen. Maar er is niets gebeurd. Hij is weggestuurd. En de volgende dag zijn we ‘gerampokt”.

De aanval in Depok

“Overdag zijn ze begonnen. 10 of 11 oktober, dat weet ik niet precies. Wij woonden in een nieuw huis aan het einde van de hoofdweg op de rand van het dorp. Toen het begon, hoorde je overal geroep en geschreeuw: “merdeka” en “boenoeh”. En ze slogen op de tong-tongs, dat is een houten ding met een gat er in en als je er op slaat maakt dat een enorm hard geluid. Er werd tegelijk aangevallen. Wij waren als eersten aan de beurt, wij hadden een mooi huis…. Mijn vader was op de voorgalerij. Wij liepen aan de achterkant van het huis naar een veilige plek in het bos. Mijn moeder kon bijna niet lopen, omdat ze voelde dat haar man in gevaar was. Mijn opa bleef staan in het gangetje, die zei “laat mij maar zitten of staan, ik ga wel dood, het maakt niet uit.” Mijn vader is toen ook gevlucht en heeft mijn opa onder de arm genomen. Door het prikkeldraad heen met z’n tweeën en zo kwamen zij dus ook aan op de veilige plek in het bos. We hebben daar gewacht tot de herrie over was. Ons huis en alle ander huizen werden totaal vernield. Alles wat er in stond, wat ze niet konden gebruiken, matrassen opengesneden, kapok er uit en de stof meegenomen. Zo hielden ze huis”.

33 doden
“Er zijn ongeveer 33 personen vermoord. We hoorden de verhalen….Een vrouw die bij ons kwam en vertelde hoe haar broer vermoord is. En zij heeft zich in zijn bloed gerold en gedaan alsof ze dood was en dat was haar redding….. En je hoorde van iedereen: die is vermoord, die is vermoord….”
“Het is zo iets emotioneels geweest, het is zo’n trauma geweest. Ik heb er heel veel moeite mee gehad om te verwerken, heel veel moeite. Omdat, je leeft in de Japanse tijd al in angst, want zodra je een Japans petje zag was het fout en moest je maken dat je wegkwam eh… en daarna was het de Indonesiër waar je voor weg moest duiken. En die Indonesiërs hadden allemaal van die wapens, Japanse wapens, en ook samorai-zwaarden. Het is trauma op trauma geweest…  ik heb heel veel angsten gehad, vooral … ik heb heel lang niet tegen de nachten gekund, dus de nachten … ja dat is iets wat ik niet fijn vond. Ik kon beter overdag slapen dan in de nacht".
"De meeste nare dingen zijn ’s nachts gebeurd. Vooral de nachten waren zo eng..  zo … je wist niet wat je te wachten stond. Want toen wij ons verstopten in die kuil in het bos, onder de … in onze tuin, daar hebben we één nacht gelegen omdat de rampokkers niet weg waren en toen zijn die moorden dus gepleegd. Toen zijn ze mensen gaan zoeken, ze hebben ons niet gevonden omdat wij in die kuil lagen, met een man of twintig denk ik. Zij hebben dus met hun lantaarns er overheen geschenen maar ze hebben ons niet gezien. Nou, dat zijn momenten die je niet vergeet en die heel angstig zijn geweest. Vooral die messen, de messen die ze droegen allemaal een soort van vleesmes, dat heel breed is. Een ‘gollok’ heet het geloof ik. Dat zijn hele enge dingen”. 

Dag na de aanval: moord op buurjongen

“De dag, na de rampokpartijen, zijn wij opgepakt. Toen zijn we dus uit die kuil gekomen en naar een huis gelopen van oom ‘Boter’ - iedereen had bijnamen-  en daar op een heuveltje gaan zitten. We werden opgepakt door allemaal kleine jongetjes, met van die lange zwaarden die over de grond sleepten: “o, daar zitten er een stel en daar ook nog…”. Alles wat uitkon moesten we uittrekken. Dus mijn vader zat in zijn onderbroek en mijn moeder en ik hadden dan ieder een jurk aan. Mijn vader ( meneer Young was spastisch, en kon niet zo goed lopen –PvdM) moest ook zijn schoenen uit doen. Hij zei toen: ‘Nou als ik die uitdoe, kan ik niet meer lopen en dan moeten jullie me dragen’. Nou die mocht hij dan aanhouden. Voor de rest liep iedereen op blote voeten. 
Toen zijn we naar een huis gebracht van een voormalige vriendin van mijn moeder. Het was een Hollandse vrouw, een vroedvrouw. Het was een heel groot huis, een prachtig, koloniale woning. Met die jongetjes heb ik vaak gespeeld en daar hadden ze een oprijlaan met kanariebomen. Dat zijn een soort van amandelnoten en dat was een laan vol met die bomen en dat was een prachtige laan. En daar zijn we allemaal opgesteld, dus al die vrouwen en kinderen en mannen, en daar is toen die jongen vermoord. Onder onze ogen. 
Hij was een buurjongen van 18 jaar, een echte Depokker. Hij had zijn haren lang laten groeien. Pas als de Amerikanen kwamen, dan zou hij zijn haar afknippen. Dus hij viel op met dat lange haar. Hij werd met veel geschreeuw op een stoel gezet, vastgebonden en toen werden… ja.. oren er af, zijn tong uitgesneden, zijn haar afgeknipt natuurlijk want dat was het symbool dat hij zou wachten op de Amerikanen, zo werd hij al bloedend weggevoerd en in een slootje gegooid. Daar is hij doodgegaan. Zo is dat gegaan. ….."
Toen zijn de vrouwen en kinderen allemaal naar boven gestuurd in dat huis en daar kwam ik met mijn moeder in een kamer te waar ik altijd gespeeld had. Dat was heel vreemd. Daarna moesten we ons weer allemaal opstellen in die laan en moesten we lopen naar het gemeentehuis. Daar zijn we allemaal, ongeveer 1000 mensen, opgesloten. En de mannen werden in een trein gestopt. Naar Buitenzorg. Mijn opa was er ook bij en die was ik denk bijna 80 en die hebben ze voor een kier van een raam gehouden om de beurt, want die hield het niet. Die had het veel te benauwd. Want alles op die treinen was dichtgespijkerd. Hij heeft het overleefd en is later blind geworden”.

Opsluiting in gemeentehuis Depok

“We werden er allemaal, zo’n duizend mensen, ingepropt. Je kon niet zitten, we moesten allemaal staan. Toen heel langzaam ging het van: die ging zitten en die ging zitten, toen konden wij zitten op de een of andere manier, met de ruggen tegen elkaar. Mijn moeder en ik met de ruggen tegen elkaar en de jongens, mijn broertjes allebei heel dichtbij. Want er waren verschillende lokalen. Er waren tochtdeuren met een open strip aan de bovenkant, maar die zaten dicht" (foto's gemeentehuis Depok toen).                   

In brand

"En elke keer zag je de Merdeka-mensen er bovenuit komen en begonnen ze tegen je te schreeuwen. Dat zie ik nog wel heel erg voor me. Die hadden ook van die doeken om en ze waren bezig om de brand voor te bereiden. Wij zouden verbrand worden. Ze waren dus bezig om hopen afval, hout en takken en zo om dat gemeentehuis heen te verzamelen en die lagen daar. Zodat de brand erin gestoken kon worden. Want dat gilden ze wel naar ons toe. Dat ze ons gingen verbranden en dat ze ons wel zouden leren wie er de baas was en dat we allemaal dood moesten: ‘Boenoe, boenoe’, dat betekent dood, jullie moeten allemaal dood. Wij werden daar vreselijk bang van. 
De opsluiting in het gemeentehuis heeft een week geduurd. Toen kwam de bevrijding door 30 Gurkha’s". 

Het hele interview

Het hele interview van Pia van der Molen met Rita Young is te lezen door op de oranje button hieronder te klikken.

  • Het artikel over de Depok-moorden in het Algemeen Handelsblad van 18 oktober 1945 is hier >> te lezen
  • Meer informatie over bersiap slachtoffers is hier >> te vinden
Meer informatie?
Bel ons: 06 - 51 357195 of stuur een e-mail: info@pia-media.nl